De werkjes van vandaag zijn slecht. Maar je probeert het goede erin te zien.
Misschien is het sterk om geen houvast te hebben. Geen kleuren die vanzelfsprekend met elkaar spelen. Geen vlakken, druipers, strepen die elkaar versterken. Geen spannende licht-donker verhoudingen. Groot-Klein. Dicht-Transparant. Geen verbeelding die de titel op een presenteerblaadje aanbiedt. Niks daarvan.
En toch. Je moet blijven proberen. Soms ook op een dag waarop je het gevoel niet hebt. Zo’n dag. Dus verdeelde ik de 8 kartonnetjes (24x22) met tape in drie horizontale vlakken. Meestal doe ik 2. Nooit rechte horizonten. Altijd een beetje rommelig.
Daarna hetzelfde proces. Rituele handelingen: krijten, kleur met de vingers dichtwrijven, tape weghalen, fixeren, met verpakkingstape (meestal verticaal) het karton op de schilderwand bevestigen, bewerken met olieverf op waterbasis (donkerblauw/grijs, geel en wit). Tape verwijderen en werkjes laten drogen op de Piet Hein Eektafel.
Maar ik zag het al toen ze alle acht op me lagen te wachten. Een klas die er vandaag geen zin in heeft: “Probeer het maar Visser, wij werken niet mee!”.
Het lag aan de kleuren (andere combinaties), de 3 vlakken en de aangebrachte olieverf die niet fijn werkte met de ondergrond. Dan is het soms een uitdaging er iets van te maken. Juist dan. Maar het silhouet dat ik had uitgeknipt, bood ook geen inspiratie.
Toch doorgaan, want de verrassing kan zomaar als een kussende engel uit het werk oprijzen.
Maar het leek alsof de uitgeknipte rondjes, kegeltjes en rechthoekjes niks te maken wilden hebben met de silhouetvormen. Die moeten wel iets lichamelijks hebben en dan aanschuren tegen abstract. De spanning van net-niet of net-wel.
Het bleef ‘helemaal-niet’. Zonder energie en plezier bleef ik poetsen en krassen op vierkante centimeters. Tevergeefs op zoek naar de engel. Ze kwam niet. Bij geen enkele tekening. Zelfs de iMac, waarop ik de tekeningen kan uitsnijden en lichtjes kan bewerken, toonde niet het werk dat ik wil zien.
Rationeel: dit hoort bij elke dag weer iets uitproberen. Maar het voelde waardeloos. Acht werkjes die me uitlachen: “We hebben je gewaarschuwd, suffie, jouw gepruts heeft geen zin als wij geen zin hebben!”
Buurman Anton begon er over. Er zou een kunstwandelroute komen in het centrum van onze stad. Voerde ook langs de Emmakade en er deden al een paar bekenden mee. Ton, Douwe, Gerrit, hijzelf. En of ik het leuk vond om mee te doen. Dan zou hij de organisatoren Paul en Gea inseinen.
Spontaan als ik ben, begon de twijfel. Ik had wel vaker ‘ja’ gezegd met achteraf spijt. “Waarom ook niet?” was de doorslaggevende reden geweest. Maar hoe aardig ik de eigenaren ook vind, in een kaaswinkel en een kapperszaak krijgt mijn werk nooit de liefde en aandacht die het verdient.
Daarom dus niet.
“Ja” zei ik tegen Anton, ook al voelde het alsof ik op een hoopje kunstenaars werd geveegd. En toen ik hoorde dat organisator Paul ook het genie was achter een witte hangende fiets die tijdens LF2018 de Oosterbrug ontsierde, vroeg ik me af of ik met mijn ‘ja’ weer eens te aardig was geweest.
Kunst heeft niets aan aardigheid. Kunst is meedogenloos.
Paul stond de volgende dag bij mij op de stoep. Hij had geen idee dat ik hier zat, een atelier had, laat staan dat hij mijn werk kende. Hierover was hij blij verrast en meedoen aan de Kunstwandeltocht was helemaal goed.
Ik kon zelf bepalen hoe ik de deelname invulde, daar was iedere kunstenaar vrij in. Het verbindende element werd gevormd door de locaties: de ateliers. En gezien de namen van enkele deelnemers gold er ook een zeker kwaliteitscriterium.
Via Google had ik mijn idee over het werk van Paul enigszins bijgesteld. Er zaten mooie tekeningetjes tussen die ik overigens op geen enkele manier kon linken met de hangende witte fiets. Laat ik het er op houden dat een digitale beoordeling ook zijn beperkingen kent.
“Ja” dus. Vooral omdat het idee van zo’n wandelroute OK is en ook mag worden gewaardeerd door mijn deelname. Paul en Gea steken er veel tijd en energie in. Al valt er op de uitvoering wel wat aan te merken. Communiceren (naam, leaflet, social media) gebeurt aandoenlijk amateuristisch. Maar vooruit, de locale pers gaf er behoorlijk aandacht aan en binnen mijn mogelijkheden om mee te doen ben ik tevreden.
Er hangen twee mooie tekeningen voor mijn atelierramen. Van buiten goed zichtbaar en representatief voor mijn huidige werk. Kom maar kijken! En over de klunzigheid waarmee ik dat voor elkaar heb gekregen schrijf ik nog wel eens een aparte blog.
Op het bordje naast de tekeningen staan de gegevens voor een atelierbezoek: 06 51297570 of wytzew1956@gmail.com. Je bent van harte welkom!
Kunstwandeltocht LOOKING FOR THE STARS loopt van 1 juni tot 1 september langs de ateliers van 26 kunstenaars in de Leeuwarder binnenstad. Op de 1e van elke maand wordt het werk ververst. En ja, ik ga hem zeker een paar keer doen.
Bezoek Amsterdam betekent bijna altijd een Bezoek Stedelijk. Ook gisteren. Al was het hoofddoel de expo Rembrandt-Velasquez in het Rijks. Maar eerst Het Stedelijk.
Ik weet sinds 2012 nog steeds niet wat ik van die badkuip moet vinden die na de verbouwing het aanzicht bepaalt. Geforceerd. Dat gevoel blijft over als ik alle plussen en minnen afweeg. Ook bij de zoveelste aanblik. En wat zegt die architectuur over het DNA van het museum? Hmmmm….
Gelukkig blijft de collectie sterker dan haar nieuwe behuizing en staat het beeld “Sight Point” van Richard Serra als een baken van herkenning dichtbij de entree. Robuuste Poëzie.
Dat die nieuwe ingang aan het Museumplein ligt, snap ik. Maar hiermee is ook een deel van de logica in het museum verdwenen. De mooie centrale functie van de grote trap is verloren gegaan waardoor je bij het zoveelste bezoek ook zelf nog een beetje verloren door het geheel loopt.
Maar het moet nu gaan over Het Tentoongestelde. En dat bracht een aangename verrassing: Carlos Amorales.
Never heard of. Ligt aan mij. Want lopend door de zalen bleef ik kijken, lachen, fronsen en genieten. Wat een variatie! Wat een vrijheid! Wat een rijkdom aan fantasie, humor, lef en schoonheid! Variërend van repeterende ruimtes vol met uitgekipte zwarte motten (of vlinders) tot zaalgrote installatie met bekkens in de sfeer van Alexander Calder.
Werk dat geen uitleg nodig heeft om bewonderd te worden. En als ik zo’n tekst met uitleg las, vond ik dat eerder bezwaarlijk dan verlichtend. Dus vrienden: hup naar het Stedelijk voor Carlos Amorales!
En loop en passant ook door “Migrant Artists In Paris” met o.a. het energieke genie Picasso, de strakke revolutionair Mondriaan en de droompoëet Chagall. Voor mij een feest der herkenning en tegelijk stel ik me dan de vraag waarom ik zo van die werken geniet (aaah daar… het karkas van Chaim Soutine... phew!).
Is het omdat ze al zo lang deel van mijn leven uitmaken en ik me er in zekere zin bij thuis voel? (en ze dus anders ervaar dan de -voor mij- verrassende nieuwheid van Carlos Amorales). Of is het omdat ik me er al kijkend meer dan ooit bewust van word hoezeer deze kunstenaars de wereld anders hebben leren kijken? Is het omdat mij geleerd is op een bepaalde manier naar kunst te kijken? En wat is dan precies mijn eigen manier van kijken? En meer van die vragen.
Echte, sluitende antwoorden kwamen niet. Zullen ook nooit komen. Er blijft altijd ruimte tussen mijn genot en mijn rationele overwegingen. Dat houdt mijn kunstbeleving spannend, besefte ik in het Stedelijk. En toen moesten Rembrandt en Velasquez in het Rijks nog komen!
Ik stond samen met David Hockney opgesloten in de lift.
Klein. Zo voelde ik me bij dit mannetje dat vermoeid door zijn ronde brillenglazen staarde. Alsof hij niet in de gaten had dat hij voor langere tijd opgesloten zat met een stille bewonderaar.
Toegegeven: Per Kirkeby, Sigmar Polke en Willem de Kooning zitten dichter bij mijn schildertaal, maar die mannen zijn dood en stonden niet bij mij in de lift.
Misschien zag ik het verkeerd en lag de oorzaak van Hockneys blik in de berusting dat de dingen zijn zoals ze zijn en dat alleen het handelen daarnaar het bijzondere kan creëren. Handelen was nu niet nodig.
Het zwijgen heerste in de kleine ruimte die in mijn fantasie verwerd tot Baconiaanse benauwenis. Ik onderdrukte mijn neiging de grijns van Paus Innocentius X op te zetten die Bacon ooit had ontleend aan Velasquez. Het zou immers een verkeerde indruk van mij geven.
Ik, de goedaardige, bij wie spontaan de vragen opborrelden die aan het genie tegenover mij gesteld moesten worden. Het was nu of nooit.
“Is het voor u als liefhebber van de natuur niet de hel om voor onbepaalde tijd in een afgesloten ruimte te zitten... gedwongen bedoel ik... zonder uitzicht... kunstlicht, of biedt dit... ik bedoel...” Terwijl ik ‘m stelde begon ik het al een domme vraag te vinden en de poging om er nog een wending aan te geven strandde jammerlijk.
Hockney reageerde niet. Was hij doof? Vond hij het minstens zo’n domme vraag als ik? Had hij gewoon geen zin in een gesprek? Of was hij zodanig door claustrofobie bevangen dat de hele wereld hem ontging?
“Gaat het een beetje mijnheer Hockney?”
Goede vraag. In ieder geval goed genoeg voor een reactie.
Hij keek me aan met zijn bekende maar nu zo onverwachte twinkeling in de ogen en knikte. Ik vatte het op als het signaal dat het wel ok was en dat ik me over zijn angsten, zorgen en conditie niet druk hoefde te maken.
De vragen die ik vervolgens wilde stellen schoten koortsachtig door mijn hoofd.
Over het veronderstelde onderscheid tussen abstract en figuratief. Over de balans tussen denken en doen bij het schilderen. Over zijn genialiteit en hoe deze zich verhoudt tot esthetiek. Of esthetica nog van deze tijd is. En nog honderd van dit soort vragen waarvan mijn moeder zou denken ‘Wat houdt die jongen in godsnaam bezig?’
Misschien had zij gelijk, want de vragen vonden hun oorsprong vooral in mijn eigen spectrum en waren niet a priori ontleend aan het kunstenaarschap van David Hockney, ook al zouden ze een begin kunnen zijn van een goed gesprek.
Met een schokje kwam de lift weer in beweging. Hockney zocht zijn evenwicht en gelukkig bood de liftwand onmiddellijk steun. Hij zei niets meer en zijn blik was teruggekeerd naar het begin van dit stukje.
Beneden openden de deuren. Muur van mensen. Woud van camera’s. Kakofonisch geschreeuw. Gemitrailleerde vragen. Maar geen enkele die recht deed aan het genie.
Net als twee jaar geleden onderbraken wij ons wintersportverblijf in Woergl met een dagje Innsbruck. We bezochten min of meer dezelfde plekken. De zon scheen. Het voelde als voorjaar. En de stad bood ruimte en gemoedelijkheid die paste bij haar rijke verleden en heden.
Verschil met 2017 was het bezoek aan de galerie Elisabeth & Klaus Thoman met werk van Guenter Damisch. Ik kende hem niet en vond dat achteraf ook prettig omdat ik hierdoor onbevooroordeeld kon kijken.
Ik besef het niet altijd, maar ik kijk als een schilder. Wat heeft deze schilder mij als schilder te vertellen? Waardoor wordt ik verrast, verward of bevestigd?
De tentoonstelling was een combi van overzicht en verkoop. Sommige werken behoorden tot privé-collecties en waren niet te koop. De prijzen van de andere werken varieerden van € 800 voor een tekening tot € 35.000,- voor een schilderij van 2x2 meter.
‘Dan moet hij in kunstkringen wel Een Naam zijn’ zei ik tegen de vriendin met wie ik de werken bekeek. We liepen 5 minuten rond en ik had mijn mening al gevormd: niet echt bijzonder, paar interessante werken, maar veel te veel zwakke. Mocht dit representatief zijn: mwoah...
Waarom? Vormen die te vaak uitmondden in decoratie. Een ruwe schilderstijl die weinig toevoegde aan de vormentaal. Een merkwaardige variatie van abstract en figuratief. En ik kon er niet echt achter komen wat de grote gedachte achter het schilderbestaan was. Iets wat natuurlijk aan mij kan liggen.
Maar ja, die prijzen. Waardering die ergens vandaan moet komen. Dus toen Arjette op de terugweg stond te tanken, ging ik toch maar even googelen:
Kocht dit weekend “De Bourgondiers” van Bart van Loo. Kwam al bladerend een foto tegen die me ergens aan deed denken. Het is een miniatuur van 375 x 265 millimeter en stelt een gevecht voor uit Renaut de Montauban, een heldendicht uit de tijd van Filips de Goede (ca. 1465).
Ik kende het beeld niet. En daarom verbaasde het mij dat het me ergens bekend voorkwam. Het lichtje ging aan bij 093) HAERT. Een schilderij van 40x50 centimeter. Vorige week gemaakt. Door mij.
Renaut en HAERT hebben dus niets met elkaar te maken. Andere tijd. Ander doel. Ander verhaal. Een bijna filmische scene naast een abstract geheel. Dus wat is het dat beide beelden ergens in mijn voorstellingsvermogen aan elkaar verbindt?
Kleurstelling? Ja. Het blauw, wit, bruinrood en groen komt in beide redelijk gelijkmatig terug.
Compositie? Ja, in beide gebeurt veel, zowel in de horizontale als de verticale lijnen
Beweging? Ja, zowel Renaut als HAERT worden gekenmerkt door vloeiende bewegingen tegen strakke belijningen. In het geval van Renaut omdat alle figuren binnen hun contouren zijn ingevuld en in HAERT omdat het spelen met tape voor de strakheid zorgt.
Kijk door uw oogharen en ervaar de gelijkenis!
Even kwam ik in de verleiding Renaut op te voeren als inspiratiebron voor HAERT. Onzin. Toeval. Maar in het kader van Kijken & Ontdekken & Jezelf Verrassen is het boeiend om 2 verschillende grootheden met elkaar te vergelijken. Op een druilerige zondagmiddag
Het blijft een spel. Veiligheid vermijden. Alhoewel. Proberen. Proberen jezelf te verrassen. Met kleuren die werken. Met kleuren die zeuren en zuigen. Met vormen die de voorspelbaarheid moeten doorbreken maar hopeloos uitpakken.
In de mislukking liggen mogelijkheden. Er overheen. Dicht? Transparant? Wat laat ik staan? En plotseling ontstaat er wat. Een zekerheid omdat een groene slinger goed uitpakt. Omdat het donkerblauw kadert en diepte geeft. Omdat patronen niet een lege oplossing blijken te zijn.
Ah, het rood is nog nat genoeg om er met een dunne wit overheen te gaan. Kijken. Kijken. Kijken. Dat geel is nog vies. Dus schone kwast en cadmium medium. OK. Maar eens even laten zo...
Ik zoek niet a priori de esthetiek met mijn schilderijen. Althans geen combinatie van kleur, vorm, textuur en compositie waarvan je al weet dat deze een zekere mate van schoonheid bezit. Ik wil niet van tevoren weten hoe het moet. Dat idee of gevoel moet tijdens het schilderen ontstaan.
Maar na een poos zie je in een reeks van werken wel overeenkomsten. Logisch. Je kunt dat een persoonlijk handschrift noemen. Een stijl die probeert eigen esthetische regels te schrijven. Ergens. Achteraf. Onbewust. Dat wel. Maar toch.
Soms raak je al schilderend buiten die eigen esthetische kaders. Bijvoorbeeld omdat je bewust een lelijke rose gebruikt. Eens kijken hoe dat werkt...
Je plakt, borstelt, schraapt en veegt. Je doet een paar stappen achteruit om het resultaat te bekijken: de ontmoeting met de verwarring. Omdat het werk in zijn esthetiek afwijkt van eerder werk. En omdat het hierdoor tegelijk intrigeert.
Is het wat? Of is het helemaal niks? Tussen die twee opties zit niet veel. Een werk is goed of niet goed. En vraag me niet wat hierbij het criterium precies is. Ik blijf toch steken in termen als spanning, poëzie en ongrijpbaarheid. Ik heb immers geen houvast aan boodschap of zichtbare werkelijkheid.
Op deze momenten weet je dus niet of een werk geslaagd of mislukt is. Althans, je weet het minder goed dan op andere momenten van beschouwing. Die beoordeling is altijd van het moment afhankelijk. Van locatie en eigen gesteldheid.
Misschien schilder ik er morgen weer overheen. Misschien behoud ik het als een van de werken die een sprong in mijn ontwikkeling markeert. Misschien niet het beste, maar wel met de onbevangenheid geschilderd die nieuw werk mogelijk maakt. Misschien.
Ik schilder niet naar een zichtbare werkelijkheid. Doek, verf, olie, kwasten, wc-papier, terpentine, spatel, vingers, tape, plakplastic… dat zijn momenteel de ingrediënten waarmee ik iets wil maken. Een op zichzelf staande werkelijkheid. Die, zodra iemand er echt naar kijkt, iets oproept.
En alhoewel ik niet ongevoelig ben voor complimenten of afkeuring, maakt de inhoud van de reactie mij uiteindelijk niet zo veel uit. Het werk wordt er niet anders van.
Omdat het werk abstract is, zijn associaties logisch. Ik heb dat zelf ook: “Verrek, het lijkt wel…” of “Grappig als je er zo naar kijkt…” of “Fuck, nu ik dit erin zie, is de spanning weg”.
Die associaties zijn voor mij ook een poosje aanleiding geweest om spelenderwijs titels voor de doeken te bedenken. Soms in het Nederlands: “Gebroken Voor Gebruik”. Soms in het Engels: “Baselitz Beating Cambuur”. Soms in Abracadabra: “Oele Boele Abbey Road”.
Ik hou van beeld. Ik hou van taal. En zoek daarom naar een combinatie door het werk een titel te geven. Want “Geen Titel” als titel is 1 keer aardig, maar daarna is het voorspelbaar en kan ik mezelf er niet meer mee verrassen. En mezelf verrassen is een van de belangrijkste drijfveren om iets te maken.
Omdat me steeds duidelijker wordt hoezeer het-schilderen-zelf mijn uitgangspunt is, verschuift mijn idee over het bedenken van titels.
Waar associaties eerder de aanleiding waren voor lange, bijna verhalende titels, voel ik nu veel meer de behoefte om korte titels te bedenken. Meestal 1 woord dat ergens nog associeert, maar dat ook iets ongrijpbaars moet hebben. Net als het werk waarbij het bedacht is.
TIIS, NOTEL2018, TUDE, PEOT, DOVILL, MOARE, CLOD, OVETHER, OOINT, BLON, PADE… het is een greep. De ene keer is het alsof je in de website van IKEA duikt, de andere keer kom je terecht in een Vikingschip en soms dringt een vleugje Fries door. Ach ja, associaties.
Maar de combinatie van abstractie en korte titels bevalt me wel. En natuurlijk mag jij als Echte Kijker (EIJCKHER) daar alles van vinden.
Filmregisseur Bernardo Bertolucci (77) is overleden. Hij was een held. En bij het sterven van helden doet zich altijd iets merkwaardigs voor. "Gemis" denk je. Maar is dat zo? Dat geldt toch alleen voor zijn naasten?
Ik heb Bertolucci nooit ontmoet en morgen zal zonder hem niet anders zijn dan gisteren of overmorgen. Bovendien: hij regisseerde al lang niet meer.
Waarom houdt zijn overlijden mij dan toch zo bezig? Dat heeft te maken met zijn mooiste film en de fase van mijn leven toen ik deze voor het eerst zag.
Ik was 19 en werd overdonderd door Novecento. Op het Fries Film Festival. De twee delen duurden bijna 5 uren, maar vlogen voorbij. Ik had nog nooit een film gezien die zoveel indruk op mij maakte.
Een prachtig meeslepend epos dat paste bij mijn idee dat het kwaad van rechts kwam en dat de saamhorigheid van links een oplossing bood (wat natuurlijk veel te simpel is)
Geweldige beelden van het Italiaanse Emiglia waar we later tijdens vele vakanties in real life doorheen zouden rijden op weg van Lago Maggiore naar Toscane en Umbrië: Novecentoland.
Indrukwekkende acteurs als Robert de Niro, Gerard Depardieu, Burt Lancaster, Donald Sutherland, Dominique Sanda en Stefani Cassini die hierna nooit meer slecht konden spelen (wat ze natuurlijk wel deden)
En onvergetelijke scenes zoals die waarin de jonge Olmo op kikkers vist, deze levend aan zijn hoed rijgt om vervolgens aan de jonge Alfredo te demonstreren hoe je Moeder Aarde neukt.
Het grote palet aan emoties dat zich zo mooi door kunst laat oproepen... zij schilderen deze film: van ontzetting tot ontroering. Een Monument in mijn leven. En elke keer als ik de bijbehorende filmmuziek van componist Ennio Morricone hoor, schiet mij een brok in de keel.
Die brok voel ik nu ook. Niet door eerder genoemd gemis. Maar door de overval van sentiment. Het besef dat mijn liefde voor deze film ook alles te maken had met mijn toenmalige ontvankelijkheid, mijn idealen, mijn eigen artistieke ambities en de naïviteit van een prettig beschermd opgegroeide provinciejongen.
Bij de dood van Bertolucci verlang ik even terug naar die ontvankelijkheid, die naïviteit en die ambities. Niet zozeer omdat ze er nu niet meer zouden zijn, maar wel omdat een groot inspirator als Bernardo Bertolucci nooit meer een film zal maken die ze nieuw leven inblaast.
En ja, dat is toch een gemis.
“Word een appel” schijnt de Franse schilder Paul Cézanne (1839-1906) ooit tegen zijn poserende vrouw gezegd te hebben. U begrijpt, het was niet Cézanne’s bedoeling om ‘s avonds naast een stukje fruit in bed te kruipen. Hier sprak een schilder.
WAT hij schilderde maakte Cézanne niet zoveel uit. DAT hij schilderde. Daar ging het om. De oneindige en onvermijdelijke zoektocht om met doek, kwasten en verf iets te vinden wat... ja wat?
Een vrouw, een berg, een fruitschaal... ze waren bij Cézanne vooral aanleiding tot schilderen. Tot het zetten van verfstreken. Tot het gebruik van kleur. Tot het zoeken naar vormen en verhoudingen waardoor hij iets zou creëren. Iets, maar wat..?
Die berg was voor hem meer canvas dan puist in het landschap. Die appel meer terpentine dan gezonde hap. En mevrouw Cézanne meer verfkwak dan echtgenote. Op dat moment. Het moment van schilderen.
Wie niet schildert, vindt dat gek. Want het resultaat toont toch die berg, die fruitmand of die vrouw. En mensen willen meestal resultaat zien. Het liefst resultaat dat men kan plaatsen: de illusie van begrip.
Daarom wordt een portret vaak beoordeeld op gelijkenis. Wordt een landschap beoordeeld op compositie. Wordt een appel beoordeeld op smaak. En wordt ‘Een Cézanne’ beoordeeld op de miljoenen die het schilderij kan opbrengen.
Logisch. En het mag allemaal. Maar het zal Cézanne een rotzorg geweest zijn. En met hem: moi.
Paul Cézanne bleef zijn hele leven op zoek naar iets wat hij nooit als resultaat zag. Maar als een reflectie die de aanleiding was voor de volgende poging. Omdat het schilderen van die “appel” nooit 100% werd wat hij ermee zocht.
Vorig seizoen kon geen enkele club degraderen uit de Jupiler League. Voor niet ingewijden: dat is in het betaald voetbal de vroegere Eerste Divisie.
Eigenlijk had die Eerste Divisie ‘’Tweede Divisie’ moeten heten, want van de 2 betaalde divisies in NL is het de tweede in rang. De eerste heet ‘Eredivisie’. En gevoelsmatig zou het gat tussen Eredivisie en Tweede Divisie te groot worden vond men in de tijd dat nog redelijk werd nagedacht over de merknaam.
Eerste Divisie dus. Maar met de toenemende commercialisering werd de naam een uithangbord. Zo werd het in 1990 Toto Divisie. Vervolgens Gouden Gids Divisie (2001). Tot deze zomer Jupiler League (2006). En sinds kort betaalt Keukenkampioen zo’n 1 miljoen per jaar voor De Keuken Kampioen Divisie.
Over degradatie gesproken.
Afgelopen weekend ging ik naar een wedstrijd in de Keuken Kampioen Divisie: Cambuur-RKC. En ja, de boarding rond het veld lichtte regelmatig op met het logo van de nieuwe sponsor.
Mijn medesupporters gniffelden. Maar het lachen werd bulderen toen de sponsor met een vervolgbord ging uitleggen wat zijn naam betekent: Kampioen In Keukens!
Kijk, dat Keukenkampioen zich een goedkope merknaam aanmeet waarmee het zijn handel verkoopt: prima. Dat het met zijn boarding bewijst dat hij voetbalpubliek dom vindt: ach...
Maar dat een voetbaldivisie met prachtige merken als Sparta, Twente, Go Ahead, Roda en Cambuur zich voor een schijntje aankleedt met zo’n derderangs merknaam is echt stuitend.
Dus ik dacht: als Wesley Sneijder nog een paar jaar in woestijn blijft voetballen, is er vast wel een miljoentje over voor het Goede Doel.
De Wesley Divisie. Dat klinkt!
Stel je bent 21. Op zaterdagavond 31 augustus sta je op het sportterrein van Into The Great Wide Open. Je bent open minded, houdt van muziek, maar jouw muziekkennis (en zeker haar geschiedenis) is gering.
Terwijl het duister valt, zie je op het podium vier mannen waarvan de grijsharige leider beentrekkend naar de microfoon loopt. Die moet op leeftijd zijn, ook al draagt hij vlotte, zwarte kleding waarvan de broek driekwart pijpen heeft en het kruis tussen de knieen hangt.
Zodra ze beginnen te spelen voel je ‘dit is wat’, maar om het nou precies te duiden… lastig. Ja, de band is lekker strak, goed op elkaar ingespeeld en alhoewel de zanger geen enkele poging doet een show te maken, laat staan deze te stelen, gaat er toch iets fascinerends van hem uit.
Je verstaat de teksten nauwelijks, dus waar ze precies over gaan: What’s The Legal Status Of Ice? En in zijn aankondiging is John Cale, want die naam liet de buurman vallen, een minimalist: “The next song is called: Hatred.” De man blijkt 75 jaar oud te zijn.
Hij is de enige artiest van de line-up die veel langer dan een uur blijft spelen. De strakheid blijft. Cale wisselt 2 gitaren af met keyboard en computer en de nummers zijn zeer gevarieerd. Soms worden tekst en rif tot in het oneindige herhaald. Soms verandert een melodie in een muur van geluid. Soms klinkt de zang teer en poetisch. Soms dreunt de bas dwars door je heen. En soms begint het viertal heerlijk puntig te swingen.
“Het is wat” denk je, “Maar wat?”
En stel je bent 61 en bezoekt voor de vierde keer ITGWO. Ooit hield je van The Velvet Underground, al wist je ook niet precies… Maar dat Warhol bananenalbum, de stem van Lou Reed, de schoonheid van Nico en de veronderstelde muzikale intelligentie van John Cale… het was iets. Dus je bleef de leden volgen. En John Cale kwam altijd bij je terug.
En toen stond hij op een podium op Vlieland. Een Levende Legende op 33 meter afstand. Een Tijdloze Muzikale Geest. En ja, je klapt na 81 minuten muziek met de meute mee, maar vanbinnen ben je doodstil van bewondering.
Als nieuwjaarswens schreef ik onderstaande blog in december 2008 over mijn helden Barack Obama en Maarten van der Weijden. Nu 10 jaar later is Barack opgevolgd door een narcistische malloot. Maar Maarten zwemt nog steeds. En hoe!
Vandaag (of morgen) volbrengt hij zwemmend de Elfstedentocht. Een bijna onmenselijke prestatie waarmee hij geld inzamelt voor meer onderzoek naar genezing van kanker. Geen heroische kreten als "vechten tegen" of "als je maar positief bent". Nee, een historische, iconische zwemtocht met een nuchtere achtergrond: je hebt geluk als je van kanker geneest en dikke pech als je dat geluk niet hebt.
Wij hebben dat geluk 10 jaar geleden gehad met onze zoon Jelle. En gunnen het iedereen. Daarom kan Heldendom van Maarten ons niet groot genoeg zijn:
30/12/2008:
Oude Beelden Nieuwe Helden
Verbazingwekkend hoor. Alwéér zo’n laatste stukje jaar. Het lijkt immers gisteren: in de dikke mist steken we onzichtbare vuurpijlen af en op de tast moeten we ons huis terugvinden. En het lijkt eergisteren: we krijgen geen kersthap meer door de keel omdat we worden overspoeld met Tsunami-nieuws. Zo zie je maar. Tussen gevoel en werkelijkheid vertekent de tijd.
Wie kon vorig jaar vermoeden dat we nu in een crisis zitten? Dat we afstevenen op Slappe Thee & Droog Brood? Gelukkig bereidden Renee en Natasja ons voor. Zij leerden ons de Voedselbank kennen. Sympathieke mensen, die Frogertjes. Maar Far Beyond op onze lijst van Helden 2008 prijken Maarten van der Weijden en Barack Obama.
Maarten. De innemendheid van een stotterende reus. Het doorzettingsvermogen van een lieve god. De sportiviteit van een wereldspeler. De intelligentie van een belezen beta. De bescheidenheid van een grootheid. Overwinnaar van kanker. Nooit mag hij die NED-tattoo van zijn kale hoofd verwijderen. En nooit krijgen we genoeg van die laatste honderd meter waarin Pieter van den Hoogeband hem naar het olympisch zwemgoud op de 10 killometer schreeuwt. Tranen met tuiten. Duizend natte zakdoeken.
Barack. Vier november. Daar staat ie. De aanstaande president van de Verenigde Staten. Op vaderlijke toon heeft hij vrouw en dochters verzocht achter de coulissen plaats te nemen. De zaal, het volk, de wereld wacht op zijn woorden. De roes van de overwinning legt nog een zalige deken over de zware taak die hem wacht. Stilte. Barack zweeft. Woorden. Barack doet zweven. Maar tijdens zijn messiaanse speech, krijgt hij de aanraakbaarheid van de buurman. En als we zien hoe de overwegend zwarte zaal om zijn buurman begint te huilen, rukken ook wij de tissues aan.
Helden dus. Die hebben we nodig. Want helden inspireren tot geloof, hoop en liefde. Geloof in jezelf. Hoop op beter. En liefde voor alles wat je omgeeft. Hier en nu. Ook in 2009.
En in 2018...
Op festivals krijg ik zin in Indisch. Dus achteraan in de rij. Die van gisteren liep vlot. Die van vandaag stokt.
'Staan jullie ook in de rij?’ vraag ik.
Ze moeten lachen. Jongens met baardjes. Meisjes met lang blond haar.
'Nee, dit is geen rij. Maar als je zin hebt in een Nasi Gangbang...’
Kijkt ze mij nou aan?'OK. Met wie?’ weeromstuit ik.
Verbaasd gelach. Wel lief. Maar het antwoord blijft uit.
Dus ik loop door. Geen rij meer. Bestelling?
'Eeeh..., doe maar een Indisch Doof.’
Ik had haar album ‘Mens’ gedownload en beluisterd in mijn man-cave. Uit bewondering had ik willen klappen. Vooral vanwege haar grote lef om nog meer van zichzelf te geven op nieuwe muzikale wegen.
Maar ik applaudisseerde niet. Geen Wende die het zou horen. Man-Cave: Vier Witte Muren om me heen.
Gisteravond was ze op Welcome To The Village. In de tent: Grootegast. Gele outfit. Zwart sluik haar. Geflankeerd door twee topmuzikanten. En ze deed alles goed. Ongewoon goed.
Fluisteren als een vogeltje. Brullen als een volksmenner. Schreeuwen als een viswijf. Dansen als een kind. Zingen als De Grote Liefde.
Kwetsbaar. Meeslepend. Ontwapenend. Overtuigend. In alles eerlijk.
En waar ze me dwong mee te gaan met haar zang, liet ze me los met haar teksten. De rauwe poëzie, verrassende taalwendingen en indringende herhalingen gaven nergens antwoord en riepen alle vragen op die je over jezelf en de wereld kunt stellen.
Eenzame Hoogte.
Bij Mensch Durf Te Leeven vloeiden mijn tranen. Zomaar. Of juist niet zomaar. Niets bij Wende is zomaar En iedereen mocht ze zien. Tranen van ontzag, ontroering, onthechting.
Ik klapte. Klapte. Klapte. Klapte. Zoals alle handen klapten in het uitpuilende Grootegast. Wie weet hoorde ze mijn bewondering: de Vier Witte Muren waren weg.
Maar Hoe Lang Nog?
Gisteren was het De 8e Dag in Leeuwarden. En net als de andere 35.000 aanwezigen genoot ik van alles wat deze dag ons gaf.
Waar op Koningsdag het jarige blauwe bloed de mensen feestelijk bij elkaar brengt, was het nu een mooi artistiek domino-idee van Marten Winters: de ene gebeurtenis zette de andere in beweging, variërend van huwelijk in een kunstwerk tot ballonprikken door een F-16.
De dag symboliseerde het succes van LF2018: de Friese Mienskip laat in alle openheid zien hoe het ook kan. Door het creatief omarmen van cultuur worden gemeenschappelijke krachten aangeboord om iets moois van ons leven te maken.
Kijk naar ons, Europa! En doe (er wat) mee!
Dat idee bezorgt mij kippenvel en een gevoel van trots. Mijn jarenlange enthousiasme voor LF2018 wordt getrakteerd op bevestiging, mede omdat ik in het afgelopen half jaar parels van cultuur heb gezien. Internationale klasse: Marijke Muoi, Escher-expo, Finestra Aperta, 11Fountains... En dat alles ondersteund door de weergoden die Friesland al maanden in de zon zetten. Hoe paradijselijk wil je het hebben?
Maar zoals het prachtige weer de verraderlijk aantrekkelijke voorbode kan zijn van een traag voortschrijdende milieuramp, zo kan Paradijs Fryslân ons ook verblinden voor een sluipend naderende werkelijkheid. En lopend door De 8e Dag bekroop me naast het overheersende enthousiasme ook dat knagende gevoel. Ergens.
Een onbestemd Ying in een paradijselijk Yang.
Misschien komt het omdat calvinisme tot diep onder de huid van de noordeling is doorgedrongen: ongebreideld genieten is not done. Misschien omdat ik ‘s avonds even in het riool van social media terecht kwam: het domein van de ongepolijste tegenstelling. En misschien zijn het de internationale macho-ontwikkelingen waardoor je soms denkt dat de veiligheid van de Fryslân-bubble ook maar een idee-fixe is. Maar, hoe klein ook, die onbestemde Ying is er. En heeft meerdere vaders. Ik noem er een:
Het fenomeen Culturele Hoofdstad beschouw ik als een feest van de democratie. En die democratie, de stem van het volk, beschouw ik als een Europese uitvinding waaraan sinds de Oude Grieken met vallen en opstaan is geschaafd. Met beschaving als resultaat. Toegegeven: beschaving is een dun laagje. Maar toch. Die democratie heeft eraan bijgedragen dat wij vandaag in Fryslân in vrijheid en grote welvaart kunnen leven. En dat is geen vanzelfsprekendheid.
Kijk maar naar de zuidelijke grenzen van Europa. Het probleem van vluchtende mensen die daar ‘aanspoelen’ in de hoop op een beter leven zet de Europese democratie onder druk. De angst dat onze vrijheid van denken en onze materiële welstand door hen wordt afgenomen groeit. Het ondergraaft het EU-idee van diversiteit in verbondenheid. En het creëert een aloude, primitieve hang naar eigenheid met nationalisme als antwoord. Men wil bij een vlag horen. En die vlag biedt volgens velen geen ruimte voor een andere kleur.
Hier wappert de blauw-witte vlag met rode pompebleden. Vrolijk. Bijna zorgeloos. En zeker in 2018 gehesen met trots. Maar op onze stranden geen zee van reddingsvesten en rubberbootjes. In onze weilanden geen prikkeldraad en tentenkampen, In onze straten geen duizenden ontheemden.
In Fryslân kunnen wij het feest van de democratie daarom hartstochtelijk vieren. En we moeten dat ook doen. Elke dag weer. Om te laten zien wat democratie ons allemaal kan brengen. Een tegenkracht jegens haar ondermijning. Maar wel in het besef dat zo'n feest niet vanzelfsprekend is. En dat de Ying van angst, die nu haar reden vindt aan de Europese zuidgrens, sneller dichterbij kan komen dan wij in onze cultuurvreugde beseffen.
Amen.
En het komend weekend weer genieten van het LF2018-programma: Conference of the Bees met Erik Vloeimans en Sytse Pruiksma...
Voordat je het beseft, wordt je naïef genoemd. Of schijn je onder een steen te leven. Oh ja, je kijkt ook niet verder dan je eigen bubbel. En dat je ‘links’ bent, is een gevaar voor onze maatschappij.
Het komt natuurlijk ook omdat je een witte mannelijke babyboomer bent die makkelijk kan lullen omdat de post-WO2-generatie jou van een grote materiële welstand heeft voorzien. En omdat je in een gezin bent grootgebracht waar warmte en veiligheid heel gewoon waren.
Bovendien woon je nog steeds op een stukje aarde waar mensen de ruimte hebben om aardig voor elkaar te zijn en ‘de eigen identiteit’ geen valse ego-hoop is, maar de basis om ‘de ander’ in zijn waarde te laten.
Het zijn een paar redenen waarom je vertrouwen had in de ‘common sense’ van onze westerse samenleving die de harde stoten van extremiteit kan opvangen. Bijvoorbeeld door leiders te kiezen die hierop sturen.
Maar westers leiderschap laat zich vandaag vaker leiden door haar korte termijn dan door mijn common sense. En ook al zijn er nu genoeg signalen die het genoemde vertrouwen aantasten, ik wil er toch aan vasthouden. Waarom? Ik kan niet anders. En dus...
Ik zoen mijn vrouw in de bubbel. Ik omhels mijn kinderen onder de steen. Ik discussieer links van het midden met mijn vrienden en opposanten. En geniet van het geluk dat naïef mag heten.
Misschien zag kunstintellectueel Huub Mous het als een ludieke, artistieke en tegendraadse daad: het bedreigend natspuiten van Tjeerd van Bekkum met een waterpistool tijdens een openbare discussieavond.
Reden? Als voorzitter van LF2018 had Van Bekkum zich op de vlakte gehouden inzake denigrerende uitspraken van een Maltese collega over de moord op een Maltese journaliste. Dat was ook laf. Zeker nu (een week later) LF2018 hierom afstand van Valetta neemt. Maar ik zou het niet in mijn hoofd halen om iemand daarom met een waterpistool te bejegenen.
Er heerst vandaag immers een collectieve angst voor aanslagen. Terecht of onterecht, maar die is er. En naast Van Bekkum zat columnist Afshin Ellian die niet zonder persoonlijke bewaking een praatje kan houden. In die context verliest een waterpistool zijn onschuld en is de Huub Mouse Performance gewoon een domme aktie.
En wie spuit moet de straal verwachten. Dus bij een opening van een expositie bespoot kunstenaar Catrinus Spinder de kunstintellectueel met een waterpistooltje.
Ik ken Catrinus. Een zachte jongen met een speelse inborst die zijn eigen pad kiest in de artistieke wereld. Hij maakt inmiddels objecten met waterpistooltjes. En alhoewel zijn aktie minder zwaar aanvoelt dan die van Mous, had hij dit niet moet doen. Om dezelfde redenen.
Er zijn mensen die dan zeggen: ‘Er gebeurt weer eens wat, er is weer reuring, we praten en schrijven er over...”
Ja, dat is waar. Maar als het kunstklimaat in deze regio zijn impulsen moet hebben van een waterpistool dan is het misschien geen toeval dat de prachtige, kwetsbaarwitte LOVE-fontein van Jaume Plensa deze week van zwarte snor en tags werd voorzien.
Beelden van Plensa staan overal ter wereld in de openbare ruimte. En aan Leeuwarden de eer om zo’n beeld als eerste te bekladden. Overigens tot grote ontzetting van de meeste inwoners.
Het is dat LOVE inmiddels is gereinigd, want anders hadden Mous en Spinder hieraan een leuke klus gehad. Met hun waterpistooltjes.
Mooie ideeën kunnen jammerlijk mislukken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de ludieke Muzykdyk bij Jelsum.
Om mensen te stimuleren zich aan de maximale snelheid te houden werd iets anders bedacht dan een bord, een flitser of een stoplicht.
Er werden in een lange strook ribbels op de weg gelegd. En wie hier met max 70 km/u overheen reed, hoorde het Fries Volkslied. Persoonlijk had ik liever de 5e van Beethoven gehad (toe toe toe toeoeoet), maar in deze era van identiteit wil het volk Het Volkslied.
Mooi toch? Nee, het volk blijkt meerdere gezichten te hebben. Want waar het zich (3 km verder) op de militaire vliegbasis vergaapte aan het oefengeraas van F16s en ander Frisian Flag (...) vlieggeweld, kwam het in opstand tegen de muzikale ribbels.
"Het lijkt alsof er een trompettist in je achtertuin staat!" riep de ene omwonende. "Het is geestelijke mishandeling!" riep de andere omwonende. Boos.
En wat doe je als politicus als het volk boos wordt? Daar luister je naar. En in de oren van gedeputeerde Sietske Poepjes klonk de boosheid harder dan het Friese Volkslied. Dus 'Dag Ribbels. Dag Volkslied'.
Je kunt zeggen 'Kordaat van Sietske'. Je kunt ook zeggen 'Slappe Hap van Sietske'. Maar wat je vooral kunt zeggen: als Sietske haar ambities nog eens waarmaakt, is er hoop voor mensen rond Schiphol en Lelystad.
Want Minister Poepjes van Verkeer & Waterstaat luistert naar boze omwonenden en regelt dat de geestelijke mishandeling 'Geluidshinder' binnen 1 dag een stille dood sterft.
Je experimenteert op social media. En denk: “Laten we Promotie op Instagram proberen”. Lukt niet. Navraag via #dtv.
Het schijnt dat ik eerst een zakelijke FB-pagina moet maken. En terwijl de twijfel over FB wereldwijd toeneemt (Cambridge Analytics), overweeg ik mijn FB-activiteiten uit te breiden.
Anyhow. Ik maak een zakelijke FB-pagina aan. Gewoon even tussendoor. Dom. Want ik word gedwongen tot invulling terwijl ik daar slechts in grote lijnen over heb nagedacht. En ik word overdonderd door de mogelijkheden terwijl ik me nog helemaal niet thuis voel in al die opties.
OK. Vooruit. Profielfoto. Omslagfoto. Gaat nog niet helemaal zoals ik wil. Maar for the time being… En dan vrienden uitnodigen. Moet ik dat al doen? Pagina staat immers nog in de kinderschoenen en ik voel me er nog een beetje verloren.
Maar ach… mijn vrienden kennen mij dus zullen mij niet euvel duiden. Dus uitnodigen. Lang niet allemaal want daar gaat de telefoon en moet ik mij weer op andere zaken concentreren.
De volgende ochtend blijkt mijn nieuwe pagina veel vrienden en volgers te hebben gemaakt. Altijd een goed gevoel: je wordt nog gezien ook al heb je nog niks gemeld.
En dan krijg ik een fotootje terug. Het beeld waarmee ik mensen heb gevraagd mijn pagina leuk te vinden: “Wytze Visser heeft je uitgenodigd om Wytze Visser leuk te vinden”.
WC-eend die ik ben!
Gisteren werd bekend dat dichter/schilder Lucebert als 19-jarige sympathie had voor Hitler en het nazisme. Dit bleek uit brieven die biograaf Wim Hazeu onder ogen kreeg.
Ik schrok ervan. Een held die je bewondert vanwege zijn grote kunstenaarschap blijkt in zijn leven ideeën te hebben gehad die je hem nooit had toegedicht.
Het is een waarheid waaraan ik moet wennen. Want waren de Vijftigers en COBRA niet juist het tegendeel van autoritair opgelegde uniformiteit (laat staan waartoe dit leidde in WO2)?
Ik slaap er niet anders van, maar het doet me wel beseffen dat beelden die je van anderen vormt, en zeker van helden, niet met de werkelijkheid kloppen.
Dus kijk ik nu anders tegen de mens Bertus Swaanswijk aan? Ja. Maar maakt het de gedichten en schilderijen van Lucebert anders? Nee.
Zijn oeuvre blijft ver uitstijgen boven de platheid van de werkelijkheid. En in gedachten hoor ik zijn stem die in al haar zachtheid een bijzondere lading geeft aan zijn woorden. Die zo volstrekt tegengesteld is aan het geschreeuw van het nazisme.
Dus ja, Lucebert blijft een van mijn artistieke helden. Maar verwarrend is het wel.
Vanaf vandaag hangt een werkje van mij bij de ingang van De Zuivelhoeve in de Kleine Kerkstraat. Drukste winkeltje van Leeuwarden. Nog nooit zoiets gedaan: tussen de kazen. Maar ik vond het verzoek van de altijd enthousiaste Anton Klapwijk te leuk. ‘KHOU JE IN DE GATEN’ is de titel. Is te koop (zie FOR SALE 2017).
Tandarts Aukema had de praktijk boven zijn woning. De wachtkamer was een sober hokje met geel spikkelvloerzeil en grijswitte wanden. Tijdschriften? Het enige wat ik me herinner was de poster.
Bovenkaak. Onderkaak. Tanden. Kiezen. In lijn getekend en ingekleurd. Een schat om voorzichtig mee te zijn. Dus twee keer per jaar naar de tandarts. En vooral goed poetsen. Dat stond erbij. Tekst van mijnheer Prodent, want zijn logo stond op de poster.
Ik geloofde dat. Want thuis poetste ik ook met Prodent. Roodwitte tube. ’s Ochtends. ’s Avonds. De combi Mem, Prodent & Tandarts Aukema dwong daartoe. Parelwitte tanden moesten het resultaat worden.
Ik dacht eraan toen ik mezelf vanochtend in de spiegel zag. Blauwe schuimbek. En wat stond er op de verpakking? “WHITE NOW! INSTANT TRIPLE POWER. GOLD!” schreeuwt Prodent. Andere taal dan toen.
White? Gold? Het is vooral blauw. Bek blauw. Spoelbak blauw. Handdoek blauw. En stel dat dit het resultaat was van een Aldi-tandpasta. Dan had ik de tube onmiddellijk in de prullenbak gekeild. Rotzooi. Troep. Weg ermee. Experiment mislukt.
Maar het is geen Aldi-probeersel. Het is Prodent. En ik heb voor die tube € 3,49 betaald. Dat moet dus goed zijn. Want dat zeggen Mem & Tandarts Aukema nog altijd ergens in mijn achterhoofd. Dus tandenpoetsen? Nee: blauwbekken!
“Wat bedoel je precies met ‘spannend’?”
Tijdens mijn expositie is die vraag mij een paar keer gesteld. Ik heb dan de neiging om een schilderantwoord te geven. Logisch want we staan voor een schilderij waarbij de spanning moet komen van verhouding, techniek en gedachte. Zoiets. Maar misschien biedt mijn aangeboren domheid wel een betere uitleg.
Ik neem je mee naar mijn atelier. Een souterrain dat onlangs twee keer blank stond. Oorzaak: scheur in de rioolbuis. Om deze te vervangen moest een deel van de muur worden weggehaald. Dus moesten de IKEA-opbergkasten worden verschoven.
Het riool werd gerepareerd. De muur hersteld. En gisteren mocht ik de kasten terugschuiven. Job done. Totdat ik keek wat ik had gedaan.
In mijn driedimensionale ijver had ik de kasten met de voorkant tegen de muur aangeschoven. De kale witte achterkant vertelde mij onverstoorbaar: “Hoe dom kun je zijn?!”
Dat was ook mijn primaire gedachte: domme lul.
Maar de secundaire volgde snel. Want het had natuurlijk iets geks. Een IKEA-kast met de laden en deuren tegen de wand. Deze stand had de kast van haar oorspronkelijke functie ontheven. En mocht dit zo blijven dan zou haar inhoud voor eeuwig verborgen blijven.
Met andere woorden: door een eenvoudige handeling had het object een andere betekenis gekregen. Dat alleen al gaf een zekere vervreemding en met toevoeging van het mysterie zou het zelfs ‘iets’ kunnen worden wat de spanning heeft die ik in mijn vrije werk zoek.
In mijn fantasie plaatste ik op de hele wereld omgedraaide witte IKEA-kasten met als artistieke onderbouwing dat het leven zich zo mooi laat vertalen in het symbool van te ontginnen schatten.
Maar ik hou niet van bedachte symbolen en opgelegde mystiek. Dus draaide ik mijn IKEA-kast om, opende de lades en werd bevestigd in mijn verwachting: plastic opberghoesjes.
Was de secundaire gedachte toch spannender!
Ik keek naar een documentaire over Gerhard Richter. Boeiend. Omdat hij moet dealen met beroemdheid en alle aandacht die daarbij hoort. Veel liever is hij in zijn atelier bezig om antwoord te zoeken op de vragen die de doeken hem stellen.
"Ik was helemaal niet van plan om een grijs schilderij te maken, maar het gebeurde wel”. Je kunt het strijd noemen. Een dialoog. Een spel. Maar het is iets tussen de schilder en het doek.
Zodra de schilder het doek volledig overheerst, verdwijnt het zoeken en wordt het maken het invullen van een kunde. En wanneer het doek de schilder niet toelaat omdat deze geen idee, energie of verbeeldingskracht heeft, blijft het slechts materie.
Maar daartussen. Daarboven. Daaronder. Daar ergens moet het gebeuren.
“Vandaag is het er niet” zegt Richter staande tussen een paar doeken waaraan hij zojuist heeft gewerkt en waar de markt duizenden euro’s voor zou willen betalen.
Maar gelukkig, Richter creeert zijn eigen wetten. Geen markt die hem deze afpakt. Want morgen is het er weer. Daar ergens.
Om ons leven leefbaar te maken kunnen wij, eenvoudig gezegd, kiezen uit een harmoniemodel en een conflictmodel.
Het harmoniemodel zoekt de balans. Grote voordeel: het wil iedereen in zijn waarde laten met een kleurrijk palet aan nuances. Nadeel: de scherpe kanten kunnen vervagen en worden soms met de mantel der liefde bedekt. Dat kan saai en zelfs gevaarlijk zijn.
Het conflictmodel zoekt de tegenstelling. Groot voordeel: feiten en verhoudingen worden duidelijker in het licht van zwart-wit. Nadeel: de nuance verdwijnt en je wordt gedwongen stelling te nemen. Kortom: het onthult en botst met kans op onschuldige slachtoffers zowel in het wit als het zwart.
Waar het harmoniemodel de rust zoekt, vraagt het conflictmodel de aandacht.
Aandacht.
Elk tv-programma zoekt daarom het conflict in de ratrace naar kijkcijfers. En wie in het miljoenenwoud van de social media wil opvallen zoekt conflict en overdrijving als tegenhanger van de saaie werkelijkheid. Kortom, media hebben groot belang bij het conflictmodel. Dat is veel spannender. Biedt meer vermaak. Is een sterk verdienmodel. Aandacht is macht.
Maar in onze mediacratie geloven steeds meer mensen dat de media-werkelijkheid de enige werkelijkheid is. Alsof de wereld vooral uit conflicten bestaat. Alsof alles op het scherpst van de snede moet. Luid. Snel. Want anders gaat de aandacht naar een ander. En aandacht is macht.
Maar als steeds meer mensen in die media-werkelijkheid geloven, wordt dit ook een nieuwe werkelijkheid. Een ongemakkelijke. Soms. Zoals bij #metoo
Ik ben tegen elke vorm van machtsmisbruik. En ben ik voor de discussie die #metoo oproept zolang machtsmisbruik hierdoor wordt aangepakt. Maar omdat deze discussie zo hevig in de media wordt gevoerd, krijgt vooral het conflict de aandacht.
Het mediaconflict wil daders en slachtoffers. Wil schuld en boete. Wil namen. Terwijl het bij #metoo om uiterst gevoelige zaken gaat waarbij niemand zich prettig voelt. En waar naast overduidelijk machtsmisbruik ook een grijs gebied is. En vooral daar kan de discussie uit de bocht vliegen. Omdat er door de logische emoties geen lucht in zit. Geen relativering.
Ik voel me er regelmatig ongemakkelijk bij. Door de slachtoffers die er vallen. In het zwart. In het wit. En omdat ik geen oplossing zie. Ja, ik roep "Meer Empathie!" Een verdampend druppeltje dat voortvloeit uit mijn hang naar het harmoniemodel.
Auke Rauwerda stopt. Na 85 jaar komt een einde aan de meest markante winkel in hout- en ijzerwaren van Nederland. Een uniek doolhof aan gangen, kasten, laadjes en hangende hulpstukken waarin de Rauwerda’s altijd vonden wat de klant vroeg.
Het rook er naar hout, touw, beits en perkolineum. En of all places was Auke Rauwerda te vinden in Leeuwarden. Echte Liwwadders die Rauwerda’s. Niet teveel lullen maar doen. “Soekstou een rechtsdraaiend halfmoerke voor Beppe’s vooroorlogs naaimachientsju? Must metkomme!” En 100% dat Rauwerda je meenam naar de goede kast en het goede laadje.
Vooroorlogs. Dat was het. In Auke Rauwerda werd je Malle Pietje. Je stapte een wereld in waar geluk heel gewoon was. Waar je graag wou wachten omdat je zeker wist dat je goed geholpen werd. En omdat je met je medewachtenden genoot van het schouwspel dat Rauwerda’s theater bood. Geen toneel, maar echt.
Auke Rauwerda. Een zaak waar je gepast trots op was en die je iedereen aanraadde als naar de hoogtepunten van Leeuwarden werd gevraagd. Cultuur in optima forma. En alleen al daarom had Auke Rauwerda in 2018 moeten blijven. Want nu Leeuwarden op de drempel staat van een jaar Europees Culturele Hoofdstad is het doodzonde dat het iets wezenlijks van haar eigen cultuur verliest.
En toch. Misschien moet het zo zijn. De vrije markt bepaalt wie blijft of afhaakt. Natuurlijk kan je gemeentelijk beleid de schuld geven. Teveel hinder van evenementen en te weinig parkeerplekken rondom. Maar de consument gaat liever naar de Praxis, Gamma of Webwinkel dan naar de vorige eeuw. Ik ben zo’n consument.
Want ook al koester ik warme herinneringen aan de aankoop van mijn eerste schaatsen (achter Heit en Auke door het doolhof), ik kies bij het kopen van mijn moerke ook voor het gemak van even snel halen of bestellen. En ik ben dus ook de hypocriet die krokodillentranen huilt bij het einde van Auke, maar die er in zijn koopgedrag geen sodemieter aan heeft gedaan om Rauwerda te behouden.
Sorry Auke.
Maar stel dat we onder de noemer van Culturele Hoofdstad op de valreep een project kunnen maken. Crowdfunden, hupsakee... En dat Auke Rauwerda zodoende tot de Legacy van 2018 gaat behoren. Dan heb je mij. Dan timmer ik met mijn twee linkerhanden een mooi concept in elkaar waarmee de ziel van Auke Rauwerda tot in lengte van jaren een bijdrage zal leveren aan de cultuur van Leeuwarden. Voor de helft van de prijs. Want su bin ik dan oek wel weer.
Alle 11 in Franeker
Gistermiddag was ik in de Martinikerk in Franeker. Reden: de presentatie van 11Fountains, de 11 fonteinen die het komend jaar in de 11 Friese steden zullen verrijzen in het kader van LF2018: Leeuwarden/Friesland als Europees Culturele Hoofdstad in 2018. De maquettes stonden fraai uitgelicht achter in de kerk. Het totaal gaf een mooi overzicht van de grote variatie aan kunstwerken. Inderdaad: we moeten deze fonteinen beschouwen en beoordelen als kunst.
De aanwezigen
Het aanwezige publiek bestond uit bestuurlijke en ambtelijke vertegenwoordigers van provincie en betrokken gemeenten. Ook leden van de bewonerscommissies die hadden meegedacht over hun fontein waren in de kerk en kregen dank voor hun inspanningen. Daarnaast waren er mensen van LF2018, de regie-organisatie die 11Fountains tot een van haar kernprojecten heeft benoemd. Ook was er een redelijk aantal belangstellenden en last but not least Anna Tilroe, initiator en projectleider van 11Fountains.
Blij en trots
De stemming was goed, ontspannen. Dit had ongetwijfeld ook te maken met de persconferentie van een dag eerder waarop de provincie en gemeente Leeuwarden hun financiële zekerstelling van het hele programma bekend maakten. Kortom: die 11Fountains komen er. Dat is zeker. En ik ben daar blij mee. Sterker: ik ben er trots op. Al sinds de lancering van de eerste ideeën ben ik er een groot voorstander van. Om meerdere redenen (en die komen straks).
Draagvlak?
Ik maakte in de kerk een paar iPhoto's en combineerde mijn enthousiasme met #MYDAILY, mijn dagelijkse foto op social media: Twitter, Facebook en Instagram. En zoals te verwachten (en leuk) kwamen hierop reacties. Zowel positief als negatief. In de laatste categorie was een verwijzing naar de FB-pagina van Omrop Fryslân. 'Men' zou zich hierop zeer negatief over de fonteinen uitlaten. Het bewijs dat Fryslân niks moet hebben van die fonteinen en dat er voor LF2018 geen draagvlak bestaat.
Reden voor reactie
Dus ik naar de Omrop FB. En inderdaad: een stortvloed van negativiteit. Is dat schrikken? Nou nee, als social media adept weet je dat meningen ongezouten op het net worden geslingerd. Zo ook over de fonteinen. Dus schrikken: nee. Maar wel een reden voor een reactie.
De kritiek
Voor het gemak rubriceer ik de kritiek in 3 hoofdstukken:
- 'Ik vind het niet mooi'
- 'Ik vind het verspilling van (ons) geld'
- 'Ik mis de Friese kunstenaars'
Ik heb niks tegen meningen. Maar zie liever dat ze zijn onderbouwd dan dat ze als losse flodders in de (social) media worden geschoten. En daarom probeer ik mijn enthousiasme voor de 11Fountains hier te onderbouwen.
Meerdere waarden
Om te beginnen: je kunt op veel manieren naar de waarde van 11Fountains kijken: cultureel (artistiek, esthetisch, historisch), economisch (kosten-baten gekoppeld aan realisatie/onderhoud en opbrengsten toerisme), sociaal (wat doet het met mensen). Mijn persoonlijke waarden in volgorde van belangrijkheid:
Artistieke waarde
Vanaf het allereerste begin heeft Anna Tilroe gemikt op wereldkunstenaars. Mensen die in de internationale kunstwereld in de eredivisie spelen. En hierin is ze geslaagd. De allergrootste, Marina Abramovic, viel helaas door ziekte af. Maar wat rest is een 11-tal topkunstenaars die samen voor een project zorgen dat nergens ter wereld ooit is gerealiseerd. Dat een projectleider daarin slaagt, verdient een diepe buiging. Anna Tilroe heeft het unieke momentum van Europees Culturele Hoofdstad 2018 aangegrepen om iets nieuws te doen met 2 merken waarmee Friesland in de wereld bekend staat: De 11 Steden(tocht) & Water.
De diepe waarde die deze 2 voor Friesland hebben, was voor de kunstenaars een belangrijke reden om mee te doen en geïnspireerd te raken. Dit, gekoppeld aan de voorwaarde dat er uitwisseling van informatie en ideeen met de lokale bevolking moest plaatsvinden, maakte het ook voor de kunstenaars een unieke opdracht. Kortom: de hoge artistieke waarde is gewaarborgd.
Mooi?
Artistiek hoogstaand leidt niet automatisch tot massaal applaus. Want om de artistieke waarde te kunnen beoordelen moet je een beeld in meerdere contexten zien. Bijvoorbeeld door je te verdiepen in het oeuvre van de kunstenaar. Of door te kijken hoe het werk zich verhoudt tot andere kunstenaars, andere stromingen, andere tijden, andere plaatsen. Wie zich voor kunst interesseert, doet dit min of meer automatisch. Maar dat is een relatief kleine groep. Voor de meeste mensen ontbreekt zo'n context. En hoe minder context hoe meer de mening zich gaat beperken tot 'Ik vind het mooi' of 'Ik vind het niet mooi'. Logisch, maar soms wel jammer omdat de artistieke waarde dan nauwelijks meer meetelt. En dat terwijl de fonteinen in de openbare ruimte staan: iedereen kan ze zien, iedereen kan een mening geven.
Economische waarde
Wie de waarde niet ziet ('ik vind het lelijk') vindt al snel dat elke cent die hieraan wordt uitgegeven 'weismiten jild' is. Begrijpelijk. Maar ook te kortzichtig. Voor veel zaken, en dat geldt zeker voor kunst, blijkt dat de waardering pas na verloop van tijd komt. Clichévoorbeeld: Van Gogh stierf arm terwijl er nu miljarden aan hem worden verdiend.
Ik ben er van overtuigd dat er in de loop van de tijd ook zoiets met de fonteinen zal gebeuren. Lelijk of mooi, op termijn behoren ze tot het beeld van de stad, worden ze 'fan us' en vormen zij met z'n 11-en een unieke keten waarvoor menig toerist speciaal naar Friesland zal komen. Vanwaar mijn overtuiging?
Van bootje naar beleving
De behoefte van de (internationale) toerist in deze regio is aan het verschuiven: van bootje naar beleving. Zeilvakanties nemen af (zeker bij de jeugd). Cultuurtoerisme wordt steeds belangrijker. En met het merk '11 Stedentocht' en de invulling 11Fountains biedt Friesland een attractie die uniek in de wereld is. En die alles in zich heeft om mensen te verleiden voor een bezoek aan onze provincie. Het is natuurlijk wel zaak om dit goed te vermarkten (maar dat is een ander onderwerp). Kortom, de komende (pakweg) 30 jaar trekken de 11 fonteinen meer toeristen en dus meer geld naar Friesland. En dat voor een investering van een paar miljoen… (de extra kosten voor het aquaduct in de Drachtsterweg bij Leeuwarden waren al € 8 miljoen, is daar ooit zo over gezeurd?)
Friese kunstenaars?
Het oorspronkelijke bidboekthema 'Mienskip' is na het winnen van de titel door Europa aangepast tot 'Iepen Mienskip'. Hierdoor moet in het programma de Friese cultuur zich nadrukkelijk verhouden tot de rest van de wereld. De vensters moeten open. Het programma moet een internationale kracht hebben. Vandaar een Engelse titel als 11Fountains. En vandaar Anna Tilroe's zoektocht naar internationale kunstenaars. Het is een voorwaarde.
Het zou naïef zijn om te denken dat dit zonder gemor zou passeren. En dus: "Friesland heeft toch hele goede kunstenaars, ziet die mevrouw uit de Randstad dat nou niet?". Tuurlijk ziet die mevrouw uit de Randstad dat wel. Gerrit Benner, Jan Mankes, Sjoerd de Vries en ook Escher en Alma Tadema. Puntje: ze leven niet meer of ze maken geen beelden. En Ids Willemsma dan? Zijn prachtige beeld aan de dijk is een sieraad voor Fryslân. Maar overal staan al beelden van Ids. Wat voegt de zoveelste dan nog toe?
En toch, veel Friezen zowel binnen als buiten de kunstwereld voelen zich tekort gedaan. Geven hieraan regelmatig uiting. En raken hiermee natuurlijk de Friese onderbuik: “Wij laten ons toch niet de kaas van het brood eten door al die buitenlanders?” Jammer. En onterecht. Want wie in de globale eredivisie wil spelen moet bijzondere kwaliteiten hebben. Net als bij voetbal: hoeveel Friezen spelen er In het eerste van Heerenveen? Precies!
Trots
Ik ben er trots op dat internationaal vermaarde kunstenaars bereid zijn hier iets neer te zetten. Ik ben er trots op dat Fryslân dat podium biedt. En ik ben er trots op omdat het concept klopt: het past bij onze provincie van 11 steden en water. Vind ik daarmee alle ontwerpen mooi? Nee, natuurlijk niet. Ik vind ze wel allemaal interessant. Omdat ze mij nieuwsgierig maken. Bij de een omdat ik wil weten wat de gedachte er achter is. Bij de ander omdat me afvraag hoe ze in de ruimte zullen werken.
En ook als ze straks spuiten zal er discussie zijn. Prima. Maar ik heb geen behoefte om mee te huilen in het tranendal van boosheid, verongelijktheid en jaloezie. Ik kan niet veel met al die ingezonden brieven en social media berichten die bol staan van reactionaire kortzichtigheid. Ik laat me liever inspireren en verrassen. En ik hoop dat er voldoende mensen in Fryslân en daar buiten zijn die met een open mind naar de 11 fonteinen kijken. Die zich niet alleen maar laten leiden door het dodelijke ‘niet mooi’ of ‘net ien fan ús’.
Open blik
Onze wereld beweegt sterk en verandert op vele gebieden. Het is de mens eigen om veranderingen als een bedreiging te zien. Zeker als je wilt vasthouden aan 1-dimensionele waarden met bijbehorende meningen. Dat hoeft niet. En zeker niet als het over fonteinen gaat: ze bedreigen je niet, ze verwonden je niet, ze eten je niet op. Ze staan er straks om er te zijn. En je mag er alles van vinden. En misschien helpen ze om na te denken over iets wat je nog niet kent, niet wist of niet besefte. En leidt het tot een blik naar buiten. Dan zie je meer dan bij navelstaren.
Iepen Mienskip
De 11 kunstenaars helpen ons met die ruimere blik. Door beelden neer te zetten die alles te maken hebben met de Friese historie en met de Friese cultuur. Maar die hun vorm ontlenen aan een getalenteerd individu van elders. En ja, dat is soms vreemd, dat is soms wennen en dat ligt soms buiten ons begrip van 'mooi'. Maar het doet ook beseffen dat 'anders' ons verder kan brengen. Net zoals wij met onze kwaliteiten een ander verder kunnen helpen.
Dat is Iepen Mienskip: opdat we in Fryslân blijven meebewegen in onze sterk veranderende wereld.
Nog 8 maandan. Dan is het 2018. En is Leeuwarden/Fryslan de Culturele Hoofdstad van Europa. Een bijzondere titel voor een bijzonder jaar. En toch. In Fryslan is lang niet iedereen overtuigd van nut en noodzaak. Vandaar een blogje dat al schrijvend is uitgegroeid tot een lange blog.
WAAROM?
Leeuwarden-Fryslan Europees Culturele Hoofdstad 2018
Om te beginnen een paar cijfers:
- met 3% draagt Fryslan minimaal bij aan het totale Bruto Binnenlandse Product (verdienste van NL)
- met € 27.892,- per jaar zit de gemiddelde bijdrage per individuele Fries aanzienlijk onder het Nederlandse gemiddelde van € 35.916,- (hoogste: 48.978,- in N-Holland)
- het BBP van Nederland is na dat van de VS het hoogste ter wereld. ($ 56.116,-)
Conclusie: economisch stelt Fryslan in Nederland niet zoveel voor.
Enkele grote gevolgen:
- ambitieuze jeugd trekt weg naar economisch kansrijker gebieden: kennis- en kundeniveau daalt
- te weinig werk dwingt mensen naar elders te gaan: krimp;
- grote bedrijven verdwijnen (hoofdkantoren zitten elders): werk is vooral 'uitvoerend';
- aantrekkingskracht “leren, werken, wonen” vermindert;
- Fryslan dreigt op termijn een ‘grijze’ provincie te worden;
- visie op toekomst noodzakelijk (wie zijn wij, wat kunnen/willen wij, wat gaan we doen).
Nog een belangrijk cijfer:
Met 87% die dit beaamt, behoort de bevolking in Fryslan tot de gelukkigste mensen van Nederland. En Nederland behoort tot de 10 gelukkigste landen van de wereld (plaats 6.)
Conclusie: economische achterstand in Nederland is niet van negatieve invloed op ons gevoel van geluk.
De vraag die wij dus kunnen stellen is: wat bepaalt het geluk van de Fries en hoe kunnen wij die eigenschap gebruiken om:
a) met meer zelfvertrouwen naar de toekomst te kijken?
b) Fryslân zichtbaarder te maken en de wereld van onze echte kwaliteit te overtuigen? (cliches blijven er toch wel)
Belangrijke factor die het geluk van de Fries bepaalt is het gevoel van “Mienskip”. Het ‘met elkaar’ iets voor elkaar krijgen. Kenmerkende voorbeeld is De Elfstedentocht: als het zover is, helpen 600.000 Friezen om er een historische dag voor de hele wereld van te maken. Met andere woorden: als het moet, slaan we de handen ineen (en zodra het niet meer moet, gaat ieder zijns weegs).
Dat gevoel van Mienskip is dus een sluimerende zekerheid. Iets waar de Fries onderhuids trots op is. Maar alleen tot uiting komt als hij er iets mee kan doen. Erover praten, laat staan zijn trots er nadrukkelijk over uiten, nee dat doet een Fries niet snel: dat is opschepperij.
Toch is het voor de toekomst van Fryslan van belang dat de wereld kennis neemt van die Friese kwaliteit. Om genoemd zelfvertrouwen. Om genoemde zichtbaarheid: wat de wereld niet ziet, weet de wereld niet. En met Europees Culturele Hoofdstad 2018 hebben wij een unieke kans de wereld te laten zien waar wij voor staan. Dit is “Once In A Lifetime”. En bijzonder omdat wij na Amsterdam en Rotterdam de 3e Nederlandse stad zijn die deze titel van de Europese Unie krijgt! (mede dankzij een bijzondere presentatie in een prachtig bidbook)
Natuurlijk heeft de Europese Unie wel een paar voorwaarden aan deze keuze verbonden. De belangrijkste:
- Verander thema Mienskip in “Iepen Mienskip” (dialoog met de wereld)
- Gebruik “Cultuur” in brede zin (alles wat mensen maken) om specifieke Friese kwaliteit onder de aandacht te brengen zodanig dat andere Europese regio's hieraan iets hebben;
- Zorg zelf voor financiering van het programma (EU geeft € 1,5 miljoen…).
Met het bidbook als uitgangspunt, met de EU-voorwaarden als kader, met een smalle organisatie, met een beperkt budget en 1001 goede bedoelingen is Fryslan in 2013 begonnen aan de voorbereidingen. Hiervoor moest de kleine organisatie op vele borden tegelijk schaken: financieel, organisatorisch, programmatisch, communicatief, politiek… Zonder ervaring bij dit soort evenementen. Met de zekerheid dat zij op 1 januari 2019 niet meer bestaat. En met een bevolking die het leuk vond om de competitie van Maastricht en Eindhoven te winnen, maar geen idee had over de achtergrond van Culturele Hoofdstad.
Dat is lastig. Maar ook interessant. Want…
Het mooie en unieke van Fryslân is dat haar culturele leven zich van oudsher al vertaalt in veel bijzondere mienskipsvormen: van toneelverenigingen en brassbands in de kleinste gehuchten tot eigenzinnige kunstenaars die door de regio worden gedragen. Van beroemde festivals als Oerol en Into The Great Wide Open tot een fenomeen als het Friese Paard. Het mienskipsgevoel behoort dan ook tot het DNA van het Friese culturele leven. Een programma dat hierop anticipeert ligt voor de hand.
Met LF2018 krijgt de Friese cultuur een Europees podium. Maar aan deelname zijn natuurlijk voorwaarden verbonden: het moet passen binnen de kaders die de LF2018-organisatie heeft meegekregen c.q. heeft opgesteld. Naast de lokale inbreng is de organisatie ook verantwoordelijk voor de internationale kwaliteit. De juiste balans tussen lokaal en internationaal bepaalt dan ook uiteindelijk de aantrekkelijkheid van het programma. Hierom, of omdat het financieel niet haalbaar bleek, viel een aantal Friese initiatieven af.
Maar er gebeurt gelukkig veel. En genoeg voor iedereen om 2018 als een bijzonder jaar te ervaren. In die zin wordt het wel een memorabel jaar. Met prachtige voorstellingen, tentoonstellingen, evenementen. Met tal van initiatieven in steden, dorpen, wijken, eilanden, gehuchten. Met inzet van ondernemers, onderwijs, overheden en individuen.
Met veel mensen die hiervoor in 2018 speciaal naar Fryslân komen. Met veel Friezen die hiervoor speciaal hun vakantie in it Heiteland vieren. Kortom, met grote kans op een economisch gunstig jaar, waarvan het ‘voorproefje’ Alma Tadema in het Fries Museum (mogelijk dankzij LF2018) al een prachtig bewijs is: € 7 miljoen meer bestedingen in Leeuwarden e.o!
En toch…
De urgentie om “Iepen Mienskip” uit te dragen wordt door een groot deel van de Friese bevolking nog niet gevoeld. Sterker: de remmende bezwaren klinken veel luider dan de optimisme geluiden over de kansen. De abstractie van Culturele Hoofdstad is nog niet voldoende vertaald naar een noodzaak die ons tot gezamenlijke daden aanspoort. Maar wil LF2018 aan zijn echte doelstellingen voldoen (en niet een incidenteel feestjaar blijken), dan moet er nog iets anders gebeuren: de Fries moet in het hart worden geraakt, zodat hij meedoet en na 2018 met trots kan terugkijken en (vooral) vooruitkijken.
Alleen dan wordt het zelfvertrouwen verkregen dat kansen richting toekomst geeft.
Alleen dan wordt iets neergezet en uitgedragen zodat de wereld op een andere manier aan Fryslân denkt.
Feestjes organiseren kan iedereen. Een Iepen Mienskip creëren kan alleen in Fryslân. De wereld van onze kwaliteiten overtuigen kan alleen als we het met elkaar doen.
Vraag daarom niet “What’s In It For Me?”, maar “What’s In It For Us?”. En doe mee!
Je weet het. En soms besef je het: "Oh ja..."
Eergisteren plaatste ik MYDAILY2017-05/02. Mijn dagelijkse gewoonte om met mijn iPhone een foto te maken en deze te plaatsen op Instagram, Twitter en Facebook. Een doorlopend disciplinair experiment dat inmiddels een visueel dagboek is geworden.
Soms ligt het onderwerp voor de hand. Soms is het zoeken. En soms is het "Shit, ik moet nog een daily schieten!". Dit laatste gold eergisteren.
Dus ik kijk om me heen en zie in mijn souterrainboekenkast het doosje met een restant Berlijnse Muur. Ooit gekocht op een veiling voor een goed doel.
Ik schiet, bewerk en plaats. De zoveelste in een serie die geen andere bedoeling heeft dan er te zijn. Volgers mogen er van denken wat ze willen.
Dat gebeurt ook nu. Relatief veel likes en reacties. De een denkt dat ik in Berlijn zit. De ander dat ik de steen zojuist heb gekocht. Een derde vraagt of ik er die dag bij was. Grappig. Hoe bedoeling en perceptie kunnen verschillen.
In dit geval leuk en onschuldig omdat het een piepklein voorval is in het Grote Misverstand tussen mensen. Het Misverstand dat kan inspireren zolang de onschuld baas blijft. Maar dat ook makkelijk zijn onschuld kan verliezen zodra er belangen op het spel staan. En hoe groter de belangen...
Je weet het. Maar op zo'n onschuldig moment besef je het weer.
Schilderen is soms net diëten. Je weet best wel wat je moet doen en laten. Maar toch. Eenmaal op een glijdende schaal lukt het niet terug te keren naar het oorspronkelijke idee. Mijn schilderidee: plezier in het werken. Onderzoeken wat materiaal en vormen doen. Speels. Soms verrassend. Soms tegendraads. En vervolgens reflecteren op de uitkomsten.
Gelukkig had ik het een poosje druk met andere zaken. Even afstand. Zien dat je toch in de fuik bent gezwommen. Teveel: Het Moet Iets Zijn. Teveel Zwaarte waar je Lichtheid is gegund. Even afstand dus. En ook even anders nu ik weer ben begonnen. Laat het maar gebeuren. En dan weer reflecteren.
Na een poosje is het anders. Is het bevrijd van alle gedachten die je tijdens het maken had. Bevrijd en dus overgeleverd aan het eigen zijn.
Een opgedroogd doekje.
Ik heb het in mijn handen. Het glanst van het glossy medium waarmee de verf was verdund. Maar wat is er nog over van mijn idee dat dit IETS was?
Het voor de hand liggende ‘mooi’ had ik omzeild met een dwarse vorm. Daar rechts een paar druipers die dankzij stijve streken erover naar de achtergrond zijn verdreven. Druipers... nee ze mogen geen makkelijke drama-truc zijn!
Toch nog dat donkerrood in die te amorfe vorm een beetje aangezet met vermiljoen. Krijgt het meer diepte. En die gekke losse toetsen naar boven. Eerst wit, maar later aangevuld met geel. Grappig.
Grappig? Moet er wel iets relativerends in zitten? Verzwakt dat niet de kracht van het geheel? Laat dat een verhaaltje toe dat je niet wilt vertellen?
Wat wil ik vertellen?
Ik hang het werkje weer op een paar spijkers. Plak een tape horizontaal scheef over het doek. Verdun gele verf met een zachte kwast en smeer, poets, veeg… hoe noem je dat.
Er ontstaat een nieuwe wereld. Ik weet het nog niet echt. Maar het voelt wel als IETS. Dat voelde al eerder zo. Totdat de tijd haar werk deed.
Mijn kinderen zitten nu ook op Twitter. Dus komt de onvermijdelijke vraag:
“Wie is Piet Keizer?"
Voor eens en altijd: Piet Keizer speelde in het eerste van Ajax toen ik nog Ajaxfan was. Ik was een kind en wist niet beter. Dit bewijst het Ajax-plakboek dat ik vorige week na 40 jaar terugvond tijdens het opruimen van mijn ouderlijk huis. Knipsels uit het jaar 1972 waarin ze voor de tweede keer de Europa Cup wonnen. Finale 2-0 tegen Inter. Twee doelpunten van Johan Cruijff. Piet Keizer was aanvoerder.
Dat laatste herinner ik me niet meer. Gegoogled. Verrek, nu Wikipedia het zegt...
Vergelijk Johan Cruijff met Piet Keizer. Dan had JC alles waardoor hij in geheugens gegrift staat. Snelheid. Souplesse. Weergaloze Techniek. Overzicht. Leiderschap. Scorend Vermogen. Acties die voetbal op een hoger niveau brachten. En een babbel. Die heeft hij nog steeds. Al staat zijn verbale kwaliteit in geen verhouding tot zijn voetbalkunde. De abracadabra die hij uitkraamt wordt ten onrechte een hoog filosofisch gehalte toegedicht.
Dit alles had Piet Keizer niet. Of in mindere mate. Linksbuiten Piet Keizer had geen babbel. Oogde traag. Kon de bal makkelijk van zijn voet laten springen. Bewoog houterig. Gebogen. Armen breeduit langs het lijf. Stond vaak stil, want ondanks het totaalvoetbal was meeverdedigen niet zijn hobby. Piet Keizer leek een luie voetballer.
Leek.
Daar begon mijn adoratie. Piet Keizer’s genie zat ‘m niet in uiterlijk vertoon. Zijn genie hield hij verborgen. Tot het moment waarop het er werkelijk om ging. Dan ging hij achter een bal staan om deze in een rechte streep in de bovenhoek te poeieren. Of boog hij een achterstand om met twee bananenschoten. Speelde hij anderen vrij met blinde passes. Stuurde hij 4 verdedigers het bos in met zijn schaar.
De schaar van Piet Keizer had het altijd in zich te mislukken: het zand in de ogen van de tegenstander. Linkerbeen moet van binnen naar buiten over bal scheren waarna rechtervoet van buiten naar binnen beweegt en bal naar buiten meeneemt. Maar Keizer struikelt over bal, stort hulpeloos ter aarde, leer sukkelt over achterlijn, doeltrap.
Haha. Dacht je. Nee dus.
Voordat tegenstander, medespeler, trainer en publiek het in de gaten hadden, was de schaar al uitgevoerd en kwam de bal precies waar ie moest komen, meestal uitmondend in een doelpunt. Iedereen verbijsterd. Behalve Piet Keizer natuurlijk. Die had het al lang bedacht. Uitgevoerd. En mocht terugzakken in zijn luiheid.
Het leek het me geweldig: Piet Keizer zijn. Het genie dat zijn momenten kiest. En zodra hij het wil zijn stempel drukt. Ik probeer dit al 40 jaar. Maar eerlijk?
Die schaar zal niet meer lukken.
Vrienden waren het. En ze liepen al heel lang samen. Meestal zwijgend omdat de vanzelfsprekendheid van hun vriendschap geen woorden nodig had.
Feit liep vooral links van Werkelijkheid. En meestal liep Werkelijkheid rechts van Feit. Zelfde tempo. Zelfde doel. Het ideaal als stip op de horizon.
Maar de vriendschap begon te roesten. Misschien omdat ze elkaar al zo lang kenden. Misschien omdat de horizon uit het zicht verdween. Misschien omdat het pad waarop ze liepen lastiger begaanbaar werd.
Misschien omdat vanzelfsprekendheid niet meer vanzelfsprekend was.
Werkelijkheid ging zich steeds vaker ergeren aan die autoritaire rechtlijnigheid van Feit. Alsof het gelijk altijd aan zijn kant stond.
En Feit zag dat Werkelijkheid steeds vaker de neiging had een ander pad te kiezen. Een pad waarop je ook mocht beweren dat de aarde plat was. En dat 1+1 wel degelijk 3 kon zijn.
Geen wonder dat hun tocht hen op zekere dag bij een splitsing bracht. Waar zouden de verschillende wegen hen leiden? Geen idee. Maar er was nu wel sprake van een besluitmoment: de vriendschap verbreken of voortzetten.
'Laten we het de mensen vragen' stelde Werkelijkheid voor. Feit fronste. Werkelijkheid voegde toe: 'Daar mogen ze in 2017 de tijd voor nemen!' Feit knikte: 'Maar dan wel in combi met wijsheid en redelijkheid.'
'En vrolijkheid!'
De vriendschap was nog sterk genoeg om daarin consensus te vinden. Mooi. Want zo heeft het zin om jou veel redelijkheid, wijsheid en vrolijkheid toe te wensen.
Zeker in 2017!
Aan de ene kant 20 merken koffie. Aan de andere kant 40 soorten koek. Daartussen wij. Karretjes goed gevuld. Ooit samen schoolcabaret. Hij graag voorgrond. Ik meer stil spel. Wel dezelfde helden. Neerlands Hoop. David Bowie. Lou Reed.
En oud was burgerlijk. Dat werden we liever niet.
“Wat goed dat je weer schildert! Kom graag langs. Maar ben nu heel druk. Journalistiek. Nieuwe klus bij andere omroep. Ben veruit de oudste. Ik wil nog inzicht geven door tegengestelde meningen. Maar dat is niet ‘eenduidig’.”
“Generatieconflictje?” We lachen er om. Het Jumbogeel lacht mee.
“Jouw schilderijen. Ik moet zeggen, iets herkenbaars erin spreekt mij meer aan. En de titel moet niet overheersen.”
“Titel en werk kunnen in elkaar overlopen. Net als herkenbaar en abstract. Ik zoek de spanning tussen verschillende grootheden. Die trekt. Daar ergens ligt de poëzie. Maar nu je het zegt: eenduidig?”
We lachen er om. Eenduidig. Dat zijn we liever niet.
Treffende zinnen uit een mooi interview met Hanneke Groenteman in de Volkskrant vandaag.
“Het is een dunne lijn waarop je beweegt"
Een vriend hangt aan de Phone. Ooit dezelfde opleiding gevolgd. Dus eenzelfde achtergrond. Of ondergrond. Lerarenopleiding. Tekenen. In de tijd dat Onderwijskunde de Lastige Vlieg was. Vrij denken stond centraal. Kunstenaarschap lonkte.
De meesten van onze lichting belandden niet voor de klas. Kunstredacteur. Fotoconservator. Journalist. Galeriehouder. Beeldend Kunstenaar. Ondernemer.
Mijn Phonevriend is al lang directeur van een bedrijf in ruimte-inrichting. En ik ben al jaren zelfstandig creatief in marketing. Maar voor ons beiden geldt: oude liefde roest niet. We schilderen. Niet als hobby. We nemen het serieus. Toch.
Dus voel je weer wat het betekent om uit het niets 'iets' te maken. Dan weer vol overtuiging. Dan weer leeg door twijfel. Het ene moment verovert jouw hoofd de wereld. Het andere moment verdient jouw werk de prullenbak. Creëren is inderdaad een dunne lijn.
Daarom alle bewondering voor mensen die kiezen voor een leven op die lijn. Want er zijn maar weinigen die de kwaliteit hebben om er op te dansen.
“Leg haar nou eens uit waarom je dat mooi vindt”
Ik had een prachtig boek van Sigmar Polke op mijn verjaardag gekregen. En op de dag na het feest zaten mijn vrouw en kinderen een beetje uitgewoond aan tafel. Dochter bladerde in het boek. Haar gezicht vertelde genoeg. Dus vond mijn vrouw dat ik het eens moest proberen. Uitleggen.
Eeeeeh…
Ik hoorde mezelf iets zeggen over abstract en figuratief. Dat de meeste mensen iets willen zien wat aan de werkelijkheid refereert. Omdat de meeste mensen iets herkenbaars willen zien. Maar dat je jezelf ook mag toestaan om heel anders te kijken…
Haar gezicht vertelde nog steeds genoeg…
Misschien dat ze later nog eens leest wat ik bedoel. En het misschien begrijpt. Want over schilderijen gesproken: ze moeten niet een verhaal vertellen. Ze moeten een verhaal zijn. En jij mag er jouw verhaal van maken.
Zoiets, Janke.
Wanneer is iets af? Bij meetbare zaken is dat makkelijk te bepalen. Als je met LEGO de Eiffeltoren maakt, is ie 'af als de gebruiksaanwijzing in de praktijk is gebracht.
Bij onmeetbare zaken is dat lastiger. Iedereen die iets maakt weet dat. Je begint met een idee. Maar tijdens het maken gebeuren er dingen die je niet voorzag. Soms voelt dat als mislukking. Soms als een verrassing.
Bij mislukking ga je verder en probeer je er weer iets van te maken. Bij verrassing is dat moeilijker. Wat je ziet of doet, bevalt je. Je wilt het behouden. Je wilt het herhalen.
Maar herhalen van een verrassing is bijkans onmogelijk. En behouden betekent dat je er niks meer aan doet.
Maar is het dan af? En strookt het met jouw oorspronkelijke idee? En als het niet strookt, moet je dan aan dat oorspronkelijk idee vasthouden of laat je deze overvleugelen door de schoonheid van de verrassing?
Zolang je iets maakt, zijn het gedachten die nooit zullen stoppen. Dat maakt schilderen ook zo boeiend. En gelukkig: in het koninkrijk van de schilder bepaalt alleen hij dat een werk ‘af’ is. En zolang het werk zijn eigendom blijft, kan de schilder weer af van dat ‘af’ om er tot in het oneindige mee door te gaan…
Voor zover ik kan beoordelen is de beeldende kunst niet gezegend met veel humor. Misschien is die beoordeling te beperkt en te zeer beïnvloed door het calvinisme dat door des Hollands aderen stroomt, maar toch...
Wordt er bedaarlijk gelachen als we voor een schilderij staan? Beginnen wij ongecontroleerd te bulderen in een beeldentuin? Staan recensies bol van de vrolijke kwinkslagen geïnspireerd op de besproken werken? Nou nee. Beeldende kunst is een serieuze bedoening. We zoeken verklaringen. We zoeken context. We zoeken diepgang. Maar de lach?
Afgelopen vrijdag stond in de Volkskrant een quote van de Canadese kunstenaar David Altmejd: “Soms sta ik echt hardop te gniffelen in mijn atelier om wat ik zie gebeuren”. Verademend. Een gezonde houding. Je moet jezelf niet altijd serieus nemen. Dat is geen aantasting van de kwaliteit. Dat is vooral een ander perspectief durven kiezen waarop je jouw werk beoordeelt. En lach er maar om.
Daarom ben ik zo’n liefhebber van Sigmar Polke. Duits & Humor. Een bijzondere combinatie. En werk dat De Ernst aan de kaak stelt. Belachelijk maakt. En tegelijk creëert Polke een idioom waarmee alles kan en waarmee hij werkelijk alles doet. Polke heeft veel gelachen. Kan niet anders.
En het werk van Altmeid..? Mwa. Dat ie er om gniffelt, snap ik wel. Zou ik ook doen. Maar het is mij teveel exposure om er door geraakt te worden… zei de calvinist in mij.